-
1 talent
talent [taalã]〈m.〉1 talent ⇒ aanleg, gave♦voorbeelden:exercer son, un talent • zich volledig ontplooienmontrez-nous vos talents • laat eens zien wat je kuntde talent • begaafd, getalenteerdm1) talent, aanleg -
2 talent
2 [persoon] talent(ed person)♦voorbeelden:1 gezegend zijn met een groot talent • be blessed with great talent(s), be highly giftedverborgen talenten • hidden talentsze heeft (geen) talent • she is (un)talentedmet (zijn) talent woekeren • exploit one's talent(s)/abilitieseen man met vele talenten • a man of many talentstalent voor muziek hebben • have musical talentzonder talent • untalented
Перевод: со всех языков на все языки
со всех языков на все языки- Со всех языков на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский